Internetpionier Marleen Stikker: ‘We moeten jongeren helpen begrijpen dat het internet ook anders kan worden ingericht’


https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/internetpionier-marleen-stikker-we-moeten-jongeren-helpen-begrijpen-dat-het-internet-ook-anders-kan-worden-ingericht~b547a982/

19 maart 2021, 17:10

Interview

Als professor of practice aan de Hogeschool van Amsterdam wil internetpionier Marleen Stikker studenten en bestuurders een kritische houding aanleren tegenover digitale technologie. Alleen zo kunnen de grote techbedrijven worden teruggedrongen, zodat het internet weer een echt publieke plek wordt. 

Marleen Stikker in haar huis in Amsterdam. Beeld Ivo van der Bent
Marleen Stikker in haar huis in Amsterdam.Beeld Ivo van der Bent

Op de dag dat de Volkskrant met internetpionier Marleen Stikker praat over de gevaren van online onderwijs, spreekt het kabinet voor het eerst zijn zorgen uit. In een brief aan de Tweede Kamer schrijven de ministers Slob en Van Engelshoven dat de manier waarop Google data verzamelt van scholieren grote privacyrisico’s met zich meebrengt. ‘Ein-de-lijk’, reageert Stikker (58). Als directeur van onderzoeksinstituut en ontwerplab Waag, waarschuwt ze al jaren dat de macht van techbedrijven in de publieke sector veel te groot is. Zo noemde ze het in de Volkskrant ‘bizar’ dat 70 procent van de Nederlandse basisscholen Google-software gebruikt en daar vaak nog trots op is ook. ‘Alsof je zegt dat je een Coca Cola-school bent.’

Scholieren en studenten hebben afgelopen jaar meer tijd in online onderwijsomgevingen doorgebracht dan ooit tevoren. Reden te meer om kritisch te zijn op de systemen die voor online onderwijs worden gebruikt, vindt Stikker. Niet alleen Google, ook kleinere EdTech-bedrijven (education technology) houden graag bij waar hun gebruikers op klikken, hoe lang ze ingelogd zijn en welke zoekopdrachten ze gebruiken.

Dat minister Van Engelshoven het niet wenselijk noemt dat Google zulke metadata verzamelt over scholieren, vindt Stikker rijkelijk laat, maar het laat volgens haar wel zien dat er iets aan het veranderen is. In Europa is nieuwe wetgeving in de maak om burgers op het internet beter te beschermen. In Nederland buigt een twintigtal publieke organisaties, media en culturele instellingen, verenigd onder de noemer PublicSpaces, zich over de vraag hoe het internet weer een publieke plek kan worden, een park in plaats van een winkelcentrum. Ook in Europees verband zijn er steeds meer organisaties die samenwerken aan trackingvrije platforms. ‘Eindelijk is er een stevige, mondiale beweging die probeert de rol van big tech terug te dringen.’

Onlangs werd ze benoemd tot ‘professor of practice’ aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Haar aanstelling past binnen de kentering in het denken over technologie in het publieke domein. Stikker is de uitgelezen persoon om studenten, docenten, onderzoekers en bestuurders een kritische houding bij te brengen ten aanzien van digitale technologie. Begin jaren negentig stond ze aan de wieg van de Digitale Stad, de eerste Nederlandse virtuele gemeenschap. Met ontwerplab Waag onderzoekt ze al 25 jaar hoe open, eerlijk en inclusief nieuwe technologieën zijn. Haar motto: ‘If you can’t open it, you don’t own it.’

Voor de HvA ontwikkelt u een minor digitale weerbaarheid. Wat missen studenten op dit punt het meest?

‘Een kritische houding en creativiteit. Te vaak denken ze dat je nu eenmaal je privacy moet opgeven als je iets met internet doet, alsof dat een vaststaand gegeven is. We moeten jongeren helpen begrijpen dat het internet zo in elkaar zit vanwege de belangen van de bedrijven die de diensten leveren, dat het ook anders kan en dat zij daaraan kunnen bijdragen.’

Docenten werken zich over de kop om toch wat van het online onderwijs te maken. Nu komt u ze vertellen dat het allemaal beter en anders moet. Bestaat er wrevel over uw aanstelling?

‘Ik kom alleen maar enthousiasme tegen. Binnen de hogeschool zijn ook al veel ontwikkelingen gaande waar mijn werk bij aansluit, zoals kritisch onderzoek naar platforms.

‘Kijk, we komen uit een tijdperk waarin publieke waarden zoals vrijheid, autonomie en gelijkheid gewoon níét centraal stonden in de besluitvorming rondom ict – bij de overheid noch in het onderwijs. Ict mocht vooral niet te veel kosten. Als we vinden dat we daardoor iets cruciaals zijn kwijtgeraakt voor onze democratie, zoals de soevereiniteit van de gebruikers, dan moeten we kijken wat we beter kunnen doen. Dat kost tijd. Ik roep niet dat het morgen anders moet zijn. Het interessante is dat de HvA zich achter dit verhaal schaart, net zoals steeds meer instellingen die mede met publiek geld worden gefinancierd.

‘Er is een aantal snelle stappen te zetten. Waarom gebruikt een hogeschool Google Analytics in de website? Om te kunnen volgen wat gebruikers doen. Dat geldt net zo goed voor de Volkskrant. Veel journalisten schrijven over de verschrikkingen van het surveillancekapitalisme – geld verdienen aan gebruikersdata om de gebruikers te kunnen overspoelen met gerichte advertenties en desinformatie – maar op de website waarop die artikelen staan, worden de lezers net zo getrackt en getraced als elders.

‘Onderwijsinstellingen hebben een zorgplicht voor hun studenten. Lever ze niet uit aan gratis diensten van Google, maar kies voor een betrouwbaar alternatief. Zorg dat de browsers in de systemen veilig zijn. Daarna komen de complexere vraagstukken aan de beurt, zoals online proctoring. Dan kom je bij de kern.’

Online proctoring is een heet hangijzer in onderwijsland. Het gaat om surveillance-software voor online tentamens die op afstand worden afgenomen. Vóór corona werd er in Nederland nog nauwelijks gebruik van gemaakt, maar door het online onderwijs zagen veel instellingen het als een noodzakelijk kwaad om toch tentamens te kunnen afnemen. Studenten moeten de webcam aanzetten en soms een tweede camera achter zich installeren. Algoritmes bespeuren verdachte handelingen, zoals oog- of handbewegingen. Veel studenten ervaren dit als een inbreuk op hun privacy. Sommige onderwijsinstellingen, zoals Avans Hogeschool en Hogeschool Leiden, doen principieel niet aan online proctoring. Ook Stikker vindt online proctoring veel te ver gaan. ‘In een fysieke tentamenzaal zijn de afspraken helder’, zegt ze. ‘Je wordt bekeken, maar je weet waar de grens ligt – hoelang jouw pen het papier raakt, wordt niet meegenomen. Proctoring brengt het idee van een panopticum in het extreme in de praktijk.’

Een panopticum is een cirkelvormig gebouw waarvan de bewoners vanuit het middelpunt in de gaten gehouden kunnen worden, met als bekendste voorbeeld de koepelgevangenis, waarin de bewakers de gevangenen op ieder moment van de dag kunnen zien zonder dat zij hen zien. Stikker: ‘Het effect van een panopticum is dat je erop anticipeert dat er naar je gekeken wordt. Mensen raken daarvan in paniek. Proctoring is een extreme vorm van handelen uit wantrouwen.’

Bij zeker acht Nederlandse universiteiten zijn petities gehouden tegen online proctoring en er is een rechtszaak over gevoerd. Maar hogescholen en universiteiten beschikken over veel meer digitale technologie. Zo gebruiken ze steeds meer data over studenten om de studiebegeleiding, het onderwijs of de bedrijfsvoering te verbeteren. Sommige onderwijsinstellingen leggen gegevens over de vooropleiding, leeftijd en woonplaats van studenten naast cijfers over studievoortgang, om te kunnen analyseren met welke achtergrond studenten een groter risico lopen op uitval. Het doel is om hen eerder in hun opleiding meer persoonlijke begeleiding te geven. Andere gebruiken studiedata om te achterhalen wat de ‘struikelvakken’ zijn.

Over het algemeen wordt hierbij goed nagedacht over ethiek en privacy. Toch gaan studenten er misschien wel erg makkelijk van uit dat het inderdaad goed zit?

‘Ik snap wel dat studenten zeggen: neem mijn data maar. Er is een verschil tussen wat je van individuen kunt vragen en wat je van de institutionele macht moet vragen. Individuele mensen zouden niet voortdurend de afweging moeten hoeven maken of het oké is dat hun data worden gebruikt. Op het gebied van voedselveiligheid hebben we afgesproken dat mensen niet zomaar mogen doodgaan aan voedselvergiftiging. Daardoor hoeven we niet bij de aankoop van elke appel te bepalen hoeveel risico we willen lopen. Ik verwacht dat we met elkaar eenzelfde soort basishygiëne zullen creëren in het digitale domein. Daarnaast, als je als onderwijsinstelling data nodig hebt om te weten hoe het met je studenten gaat, of waar problemen in de opleiding ontstaan, dan is de schaal te groot. Dan ben je geen goede leergemeenschap. Maar dat is een ander verhaal.’

Die basishygiëne, hoe bereik je die?

‘Met wetgeving en toezicht, maar ook door datacommons op te richten, platforms waarop iedereen de regie over zijn eigen data houdt. Studenten en docenten doneren data aan de commons, die goed wordt beheerd. Het is duidelijk welke partijen er toegang toe hebben en wat je er wel of niet mee mag doen. De data worden geanonimiseerd en er worden regels gesteld aan de manier waarop de analyses mogen plaatsvinden.’

Het Nederlandse hoger onderwijs heeft nog geen ervaring met datacommons. Voor mobiliteitsdata en energiedata zijn Nederlandse datacommons in ontwikkeling. Waag heeft daarnaast het initiatief genomen tot een gene coop, een datacommons die genetische informatie in een coöperatief bijeenbrengt, zodat ze niet bij commerciële dna-bedrijven als 23andme terechtkomen, maar wel beschikbaar zijn voor onderzoekers.

De professor of practice kijkt verder dan digitalisering in het onderwijs. De stad waar de hogeschool zich bevindt, is in de loop der tijd zelf gedigitaliseerd. Amsterdam heeft de ambitie uitgesproken om als digitale stad publieke waarden te beschermen. Amsterdammers moeten veilig en trackingvrij online contact hebben met de gemeente, een kaartje voor een voorstelling kunnen kopen of inloggen op een buurtplatform. 

In de publieke ruimte werkt de stad onder meer aan transparante algoritmes en een meldingsplicht voor sensoren. In het kader van het 750-jarig bestaan van Amsterdam in 2025 zetten de HvA, de Universiteit van Amsterdam, de gemeente en andere partners van de stad zich de komende vier jaar hiervoor in. Stikker gaat met de studenten bijdragen aan het op orde brengen van de digitale stad. ‘Het gaat ook over mobiliteit en deeleconomie, de diensteneconomie die door platforms als Airbnb en Uber verstoord is. We willen bijvoorbeeld helpen bij het opzetten van een alternatieve taxicentrale die als een coöperatie functioneert. En met behulp van een datacommons kunnen we zorgen dat mensen die een deelfiets huren hun data niet kwijtraken aan onbekende spelers. We hebben dit soort dingen te lang op zijn beloop gelaten. Voor mijn gevoel staan we weer aan een begin.’

In uw inaugurale rede zei u tegen de studenten dat ze niet slechts gebruikers zijn van het internet, maar dat ze er mede richting aan kunnen geven. Wat bedoelt u daarmee?

‘Vanuit elke discipline kunnen studenten bijdragen aan een veilig internet. Als je economie studeert, kun je nadenken over andere verdienmodellen. Hoe kan open source-software, waarvan de code voor iedereen toegankelijk is, helpen om het monopolie van techbedrijven te doorbreken? Studenten van creatieve opleidingen kunnen zich buigen over het ontwerpen van goede interfaces. Rechtenstudenten kunnen helemaal hun hart ophalen: nadenken over nieuwe wetgeving, het analyseren van de AVG en het mededingingsbeleid, maar ook over AI, gezichtsherkenning en mensenrechten. Studenten van opvoedings- en lerarenopleidingen kunnen zich verdiepen in het maakonderwijs, waarmee kinderen spelenderwijs vertrouwd raken met technologie.’

Heeft u ook nog een boodschap voor Google?

‘Nee. Ik geloof niet dat we het vanuit Nederland met Google kunnen oplossen. Laat de Europese Unie vooral met betere wetgeving en handhaving achter Google aangaan, dan steken wij onze energie in een nieuwe generatie internet.’