Wat er overbleef van de belofte die het internet ons deed
https://www.nrc.nl/nieuws/2020/03/04/tuuuuuuut-titamtamtamtitam-pieeep-paaap-puuuuu-tuuuuuuuuuuuuuuut-a3991601
Door Freek Schravesande. Illustraties Anne Caesar van Wieren. 4 maart 2020
Online voorhoede Als je mailadres jan@xs4all is, zat je bij een van de eerste Nederlandse internetproviders én was je er zo vroeg bij dat je alle andere jannen te snel af was. De idealistische voorhoede over de belofte van toen en de realiteit van nu.
Het stond niet aangekondigd in het programmaboekje. Al op de eerste dag van de Galactic Hacker Party, een driedaagse conferentie in Paradiso voor nerds, geeks en ‘computerkrakers’, zoals het journaille ze noemde, liep een onbekende de Amsterdamse concertzaal binnen. Hij droeg een grijs apparaat onder zijn arm, een beeldtelefoon, zo bleek, en de man op het podium, de bekende hacker John Draper, alias Captain Crunch, sloot ’m aan en riep: „Okay, let’s see our Russian friends!”Lees meer in Het Bladvan maart 2020
Het was de zomer van 1989. De wereld stond aan de vooravond van het computertijdperk en voor het eerst in de historie waren, hier in Paradiso, ruim duizend mensen uit binnen- en buitenland bijeen om de cyberspace te verkennen. De zaal was donker, alleen ‘de cockpit’, een verzameling terminals in het midden van de zaal, was verlicht. Daaromheen vulden talloze beeldschermen de ruimte met een blauwe gloed. Caroline Nevejan, die de conferentie organiseerde, weet nog hoe ze, druk met kabels en iedereen die z’n eigen computer meenam, de zaal betrad en haast niet kon geloven wat ze zag.
Captain Crunch
Daar, op het grote scherm boven het podium, zwaaiden drie bebaarde mannen, duidelijk Russen, naar Captain Crunch. Het beeld vertraagde met enkele seconden, maar het geluid liep synchroon, en terwijl de Berlijnse Muur nog overeind stond en de wereld was verdeeld in machtsblokken en in Oost-Europa alles zich afspeelde in het verborgene, had Crunch via zijn contacten in San Francisco met de geleende beeldtelefoon verbinding gelegd met zijn Russische vrienden aan de andere kant van het IJzeren Gordijn.
En nu zwaaide hij! Naar die Russen! En die Russen zwaaiden terug! En ze zeiden: „Hello John, how are you?”
„Totále verbazing”, zegt Nevejan. De wereld was vergeven van de geheime diensten, en dit kón gewoon? Ze dacht er op dat moment niet zo over na. Pas later zou ze erachter komen hoe het zat. Daarover later meer.
Voor nu overheerste de euforie. Ze zag de blijdschap op het gezicht van Captain Crunch, dat het was gelukt, en bij de anderen in de zaal die geloofden in de kracht van computers, en ze dacht: dit is écht cóól. Vanaf nu kan iedereen praten met iedereen. Dwars door muren en gordijnen heen.
De euforie van dát moment was volgens getuigen vergelijkbaar met de maanlanding.
Je voornaam plus ‘@xs4all.nl’
Dit verhaal gaat over de belofte van internet – en of die is ingelost. Het begon met een simpel mailtje, lukraak verstuurd naar 43 personen. Te weten: Jan, Henk, Piet, Truus, Tinus, Theo, Paul, Teun, Saar, Rinus, Mien, Nel, Lenie, Jet, Klaas, Gerrit, Gijs, Maarten, Ad, Ger, Gerard, Dirk, Daan, Bert, Bart, Bas, Arie, Ans, Jan, Kees, Jeroen, Herman, Sandra, Mirjam, Lies, Floor, Arjen, Simon, Ruud, Wim, Margreet, Saskia en Ruben.
Wie zij waren, geen idee. Hun enige overeenkomst was hun e-mailadres: voornaam plus ‘@xs4all.nl’.
Ze moesten abonnee zijn van dezelfde provider, dat was zeker. En mogelijk al heel lang: XS4ALL werd opgericht in 1993, als een van de eerste in Nederland. Inmiddels telt het bedrijf 250.000 abonnees, en die kunnen niet allemaal in bezit zijn van kees- of jan@xs4all.nl. Van elk adres is er één. Andere Jannen zullen genoegen moeten nemen met janh, jan1964 of, desnoods, jannn@xs4all.nl.
Wie zijn die gelukkigen, met zo’n eenvoudig adres? En wat een pech hadden zij toen vorig jaar bekend werd dat KPN, de eigenaar van XS4ALL, de internetprovider wilde opheffen. Het plan ging uiteindelijk niet door, de provider blijft bestaan, maar begin november hing de dreiging nog in de lucht, en toen ontvingen ze de volgende mail:
Beste Teun,
Voor de krant NRC maak ik een verhaal over gebruikers van het eerste uur van XS4ALL. Wat was ooit hun beweegreden om mee te doen, hoe is het verder gegaan met hun (digitale) carrière? […] Ik ken u verder niet, maar mail u vanwege uw zeldzame mailadres teun@xs4all.nl. Zou ik u hierover eens mogen bellen?
Hoe kom jij aan mijn e-mailadres?
Geen van de verstuurde mails kwam terug met ‘bericht onbestelbaar’, dus alle adressen bestonden. Een deel van de ontvangers liet niets van zich horen en bij sommigen zal het bericht in een spambox zijn beland. Maar ook de eerste reacties kwamen snel. Simon „bedankte voor de eer”, net als Theo, die vertelde een medewerker van XS4ALL te zijn. Een ander antwoordde: „Hoe kom jij aan mijn e-mailadres? Leg dat eerst maar eens uit voordat ik inhoudelijk reageer.”
Maar er waren er ook die enthousiast terugmailden. „Ja, natuurlijk”, schreef Jan direct. „Goh, wat leuk”, mailde Ad. „Ja hoor, dat mag”, reageerde Maarten, vanaf zijn account gijs@xs4all – „hoe dat zit leg ik dan wel uit”.
En ook Lenie zegde toe, „hoewel ik erg benieuwd ben waar u mijn e-mail adres heeft gevonden”. Kees schreef vanuit Mexico: „Ik geef toe, vanaf het moment dat ik dit e-mailadres wist te bemachtigen voelde ik een zekere trots…” En hij gaf nog een tip: „Geert Lovink is je man. Geert@xs4all.nl. Maar ik ga ervan uit dat je dat wel al wist. Abrazo fuerte, Keesito.”
De groep die reageerde was overwegend vijftigplus en, zo bleek na telefonisch contact, voorzien van Amsterdamse tongval. Uitzonderingen waren er ook. De nu 36-jarige Daan van de Linde, een jonkie, van daan@xs4all. Ad Offers, van ad@xs4all, die in Groningen woont. En Arie Bezemer, van arie@xs4all, verblijft momenteel in zijn huis in Zuid-Frankrijk. „Perfect, ik kan op m’n laptop werken in de cloud! Heb m’n iPhone bij de hand en m’n stappenteller op zak!”
Jan Bletz, van jan@xs4all, is zelfstandig journalist, geen technisch wonder, nooit geweest ook, maar had al vroeg interesse in de mogelijkheden van computers en werd net als Bart la Bastide, van bart@xs4all, en Maarten Landzaat, van gijs@xs4all, abonnee van het tijdschrift Hack-Tic. Ze lazen daarin over de nieuwste technieken om computers te kraken, zoals met een schroevendraaier, en het tijdschrift bood hun een e-mailadres, @hacktic.nl. Toen Hack-tic in 1993 verder ging als internetprovider XS4ALL werden ze overgezet. Zo kwamen ze aan hun bijzondere adres.
En waarom Maarten het e-mailadres gijs@xs4all had? „Nou, ik werkte als programmeur voor defensie en wilde graag privé-internet. Maar dat werd toen nog geassocieerd met hackers en die stonden bij defensie natuurlijk niet zo best bekend.”
Anderen, zoals Ad Offers, werden pas later abonnee. „Eens even kijken”, zegt Offers, die al zijn mail heeft bewaard. „Mijn eerste e-mail… nee, dat kan niet… zó laat? Ah, dus toch.” Op 9 juni 1996, 14.06 uur, schreef hij aan een vriend: „Nou, hij doet het hoor.”
Ontzag van de helpdesk
Al diezelfde middag ontving hij een mail die niet voor hem bestemd was. „Hé Ad, kun je straks de motor ophalen?”
Zulke mails, bedoeld voor een ander, krijgen ze allemaal. „Gebeurt om de haverklap”, zegt Jan Bletz. Vaak kan Bart la Bastide de afzender inmiddels vertellen waar-ie wél heen moet. „Meestal dezelfde.” Ad Offers heeft eens, onbedoeld, een compleet plan van Rijkswaterstaat ontvangen over hoe te communiceren over de aanleg van de vijfde baan op Schiphol. „Gelukkig woon ik rond vliegveld Eelde”, mailde hij terug.
De waarde van hun e-mailadres hadden ze aanvankelijk niet door. Hoe groter XS4ALL werd, des te groter het besef dat ze iets bijzonders in bezit hadden – én des te groter hun trots. Zo’n adres onthoudt lekker, is aanleiding voor een praatje en doet het goed op cv’s. ‘Zo, jíj was er vroeg bij!’, hoort Lenie. Bart: „Het staat wel stoer.” Jan krijgt af en toe van de provider een T-shirt toegestuurd. En bij de helpdesk van XS4ALL oogsten ze allen ontzag. Jan: „Al valt het dan wat tegen als ik een onnozele vraag stel.”
Ze konden doen wat ze wilden, ze hadden alle tijd. Activisten, kunstenaars, hackers en journalisten verenigden zich
‘Internet…” Op zijn werkkamer vouwt Geert Lovink zijn handen achter het hoofd en strekt zich uit. „Ja, dat stond in Paradiso ergens aan de zijkant van de zaal, ik weet het nog vrij goed.” Internet was gewoon een computerterminal, „één van de velen”. De terminal was verbonden met een telefoonlijn en daarnaast stonden wat mensen die een demonstratie gaven.
Lovink was erbij op de Galactic Hacker Party, hij liep daar als begin-dertiger rond tussen de kabels en computers. En nu, ruim drie decennia later, heeft het onderwerp nog altijd zijn aandacht. Wereldwijd doet hij bij verschillende instituten onderzoek naar de rol van internet in de samenleving. Hij vertelt erover op zijn werkkamer op de vierde verdieping van de Hogeschool van Amsterdam, waar hij sinds 2004 het lectoraat interactieve media vervult. Een pijpenla, met kasten vol boeken.
Activisten, kunstenaars, hackers en journalisten
Internet, vertelt hij, was een afgeschermd netwerk, bedoeld voor communicatie tussen universiteiten. Zo’n beperkte club, Lovink had er z’n geld niet op ingezet. Nee, veel meer geloof had hij in het éígen netwerk.
Lovink maakte eind jaren 80 net als Nevejan, nu Chief Science Officer bij de gemeente Amsterdam, deel uit van de Amsterdamse krakersgemeenschap. Zij waren de lost generation: geen woonruimte, geen werk. Panden in de stad werden opgekocht door speculanten, krakersoproer werd hard neergeslagen en op een willekeurige baan solliciteerden vierhonderd man. Een grimmige tijd.
Wat er wél was: vrijheid, creativiteit. Ze konden doen wat ze wilden, ze hadden alle tijd. Activisten, kunstenaars, hackers en journalisten verenigden zich, met onder hen ook de latere oprichters van XS4ALL. En anders dan de vorige generatie, die van intellectuelen, waren zij van het aanpakken. Ze wilden creëren, dingen maken, de wereld verbeteren. Hard nodig, want die stond er niet best voor. Armoede in Afrika, onderdrukking in Chili, een kernwapenwedloop tussen Oost en West en om hen heen vielen mensen met aids bij bosjes neer – en niemand die erover sprak, want aids was taboe.
Er was veel wat het journaal hen níét vertelde. En dat zij toen al wel wisten, dankzij computers.
De Amsterdamse krakersgemeenschap communiceerde al vroeg met andere gemeenschappen van vrije geesten in de wereld. Via Peacenet, Greennet. ‘Zomaar’ wat online zijn, ‘voor jezelf’, nu de belangrijkste functie van internet, daar dacht niemand aan. Het ging om ‘samen’. Samen via netwerken bouwen aan een betere wereld. De gemeenschap had daarvoor één account waarmee ze inbelde en contact legde met gelijkgezinde groepen in Düsseldorf, Hamburg, Kaapstad, Berlijn, Stockholm, Londen, New York, die ook één inbelaccount hadden. Ze lieten elkaar weten hoe de wereld ervoor stond, vertelden wat overheden verborgen hielden, waar onderdrukking plaatsvond, waar hulp nodig was. Informatie, zagen ze, was niet langer in handen van overheden. Informatie was nu van iedereen. En de kracht ervan zag Nevejan na de kernramp in Tsjernobyl, waarover ze via Peacenet hoorde van gemeenschappen in Oost-Europa. Twee dagen eerder dan het Journaal erover zou berichten.
Met computers bepaalde je zelf met wie je welke informatie uitwisselde, en dat was nieuw. En met dat idee waren ze in de Summer of ’89 in Paradiso bijeen.
Het ging ook uitgebreid over de gevaren: de kans dat juist overheden de nieuwe technieken zouden gebruiken om het volk te controleren. De zaal, wisten ze, zat vol geheim agenten. Interpol had zich officieel aangemeld. Maar tegelijkertijd lag de cyberspace nog ópen. En in die donkere zaal van Paradiso hing vooral opwinding in de lucht, de spanning van een nieuwe tijd. „We stonden voor een leeg podium”, zegt Lovink. „Elke voorstelling kon nog worden gespeeld.”
Tuuuuuuut! Titamtamtamtitamtam tamtitam… pieeep, paaap, puuuu, tuuuut, taaaaah, traaaaa, krraaaaaa, krrrrggggggggg gggg ggggggggggg ggggggg…
Wie in de jaren 90 thuis op internet wilde, moest inbellen met een modem. Dat kostte telefoontikken, en dus geld – al gauw een paar gulden. Je bezette de vaste, vaak enige telefoonlijn in huis, en het duurde even voor je verbinding had.
Arie Bezemer startte altijd de computer op en ging dan koffie zetten. „En als ik na vier minuten terugkwam, kon ik beginnen.” Maarten Landzaat ging in de tussentijd even koken. Het was vlak na de periode van het gepruts met MS-DOS-commando’s, weet Lenie van der Veen. „Iets met C://, daar begon het mee. Ik had twee jonge kinderen en dan speelden we van die DOS-spelletjes. Pixels verschuiven in zo’n zwarte schermpje.”
De wereld werd kleiner dankzij internet
Jan Bletz had internet al ontdekt toen hij halverwege de jaren 80 als student geschiedenis via een terminal op de Universiteit van Amsterdam in Amerikaanse bibliotheken naar artikelen zocht over Nietzsche of William Blake. Inbellen ging vele malen sneller dan de gangbare manier: naar de bibliotheek, boek opzoeken, briefje afgeven bij de bibliothecaris, half uur wachten.
Daan van de Linde mocht als kind alleen op internet als zijn vader voetbal keek. Won Feyenoord, dan mocht-ie nog wat langer. (Althans, „ik kreeg geen signaal dat ik moest stoppen”.) Ad Offers weet nog dat hij zijn vriendin vertelde over de mogelijkheden van internet, en dat ze zei: „Wat zit jij nou te raaskallen?” Pas toen ze samen een van de vroegste websites opzochten, die van het Louvre, en virtueel door de zalen liepen, wilde ze het geloven. „We keken zo de Mona Lisa in de ogen!”
De wereld werd kleiner dankzij internet. De Berlijnse muur was gevallen en velen dachten: als straks iedereen met iedereen kan communiceren, dan komt het goed. Dan zullen overheden niet meer kunnen volhouden dat de zon schijnt terwijl het regent. Dan zal de wereld vanzelf democratiseren. De machthebbers móéten wel. Arie Bezemer: „China zal het moeilijk krijgen!” Ad Offers: „We gooien al die regimes omver!”
Een plaatje downloaden duurde soms minuten
En wie weet wat de techniek nog meer zou brengen. Offers werkte destijds bij een ict-bedrijf in Emmen en carpoolend vanuit Groningen filosofeerde hij met collega’s, „al rokend in de auto, toen nog wel”, over nieuwe toepassingen. Internet in de zorg, internet bij woningcorporaties, internet bij de aanpak van het fileprobleem.
Internet beïnvloedde hun levens direct. Arie Bezemer, juridisch adviseur, studeerde begin jaren 90 in de avonduren rechten naast zijn werk, en alles wat hij voorheen opzocht in boeken vond hij nu online. Al pakte hij, toegegeven, in het begin ook nog even de encyclopedie erbij: „Kijken of ’t wel klopt”. Lenie van der Veen, beeldhouwer, begon een opleiding internetvormgeving aan de Vrouwenvakschool en ontwierp homepages voor de talloze bedrijfjes die massaal online gingen. Bart la Bastide plaatste een webserver online met live-beelden van zijn nestkasten met koolmezen. Maarten Landzaat, jazzliefhebber, mailde persoonlijk met zijn saxofoonheld Steve Coleman. Jan Bletz wist dankzij internet meer over de rare, zeldzame knobbels op zijn stembanden. Gerenommeerde wetenschappers wereldwijd mailde hij of ze een medicijn wisten, en hij kreeg direct een uitgebreid antwoord terug. „Ze werden nog niet overspoeld door mail.”
Wie lid werd van een provider, kreeg een e-mailadres en wat er achter de @ kwam bepaalde je identiteit. Wie @well.com achter zijn naam kon zetten, behoorde tot de trotse gemeenschap van eerste gebruikers in de VS, dat enkele jaren voorliep op Europa. Met @xs4all.nl liet je zien voorstander te zijn van een democratisch internet. „Internet voor iedereen, ik sta echt achter dat ideaal”, zegt Lenie van der Veen. Een hotmailadres (in 1996 een van de eerste diensten waar je onafhankelijk van een provider een e-mailadres kon registreren), daar had ze niet aan moeten denken. „Ik vind ‘hotmail’ maar een raar woord.”
Caps Lock
En allemaal werden ze lid van discussiegroepen. Je had hele technische, waarin computerkennis werd uitgewisseld, maar ook groepen voor de koffieleut, hobby’s. Onzinnig gedrag werd er niet getolereerd. Want al konden computers op multimediagebied eigenlijk alles al, van games tot films afspelen, een plaatje downloaden duurde soms minuten. „Elke byte kostte geld”, zegt Ad Offers. Dat schiep regels: op een forum mocht je ‘signature’ onder een commentaar uit maximaal drie regels bestaan. „Denk aan de bandbreedte!”
Er heerste ‘netiquette’. Wie zijn commentaar in Caps Lock schreef, kreeg een officiële waarschuwing en zomaar in een andere groepen je mening dumpen, ‘trollen,’ zoals nu overal gebeurt, was not done.
Daan van de Linde, oprichter van zo’n discussiegroep, achterhaalde eens het IP-adres van iemand die in zijn groep een doodsbedreiging had geuit en stuurde de bedreiger een lange mail. „Ik kreeg netjes een bericht terug. Een gelovige Amerikaan. Hij was verhaal gaan halen bij zijn zoon en bood zijn excuses aan.”
Ad Offers had zijn naam niet mee toen de commercie het overnam. ‘Ad’ en ‘Offers’? „Bij de eerste spamfilters was ik enorm de sjaak.”
„Hi, I bought new shoes.” Dat was de tekst van de eerste e-mail die Caroline Nevejan ooit zag. In 1982. Zóveel techniek, en toch zóveel trivialiteit. Het verbaasde haar. Dus nee, echt overdonderd dat internet zich anders zou ontwikkelen dan velen dachten, was ze niet.
Geert Lovink wel. Die had gedacht dat het netwerk van gemeenschappen verder zou groeien, als nederzettingen in het landschap. Over de hele wereld zouden ze samenwerken aan de doelen, zoals die waren uitgesproken in de zomer van ’89.
Maar het liep anders. De kracht van internet als een netwerk van netwerken, met zijn snelheid en permanente bereikbaarheid, zijn oneindigheid, een netwerk waarin je jezelf verliezen kunt, was onweerstaanbaar. Internet won het van al zijn concurrenten en groeide zo snel dat al die bestaande gemeenschappen in de wereld uiteenvielen en opsplitsten.
Veel van die kleinere verbanden werden wereldwijde coöperaties, los van plaats en tijd, en daar zaten heus ideële gemeenschappen bij. Maar wat vrijwel niemand in Paradiso had gedacht, „noem het naïef”, zegt Lovink, was dat mensen er geld mee wilden verdienen.
300 bij 200 pixels
Nevejan zag het met de komst van de eerste browsers, toen internet voorzien van plaatjes aantrekkelijk werd voor het oog. „Bedrijven dóken erop. En ik dacht: o, mijn god, al die geldzucht.” De kraakbeweging, of wat er nog van over was, trok zich terug achter dikke muren. Letterlijk: in De Waag in Amsterdam, een oude stadspoort. Investeerders zagen intussen in online het grote geld en de ict-bedrijfjes schoten als paddestoelen uit de grond. Vooral na de komst van kabelinternet, met zijn snelheid en onbeperkte bandbreedte, was er geen houden aan.
„Kabel!” Daan van de Linde plaatste meteen een webcam op zijn scherm, „300 bij 200 pixels”, en communiceerde zich op internetfora een slag in de rondte. Hij sprak met mensen over de hele wereld over de technische mogelijkheden van computers, maar ook over „werk, relaties, trouwen”. Nog altijd heeft hij vrienden die hij kent van toen. „Laatst bezocht ik er één toen ik in Sydney was.”
Globalisering was: allemaal kijken naar hetzelfde YouTube-filmpje
Maar toen de commercie het overnam, zag hij de bevlogenheid verdwijnen. Een deel van zijn vrienden, met wie hij ooit droomde over een betere wereld dankzij internet, kreeg banen in de commercie. Zelf kwam hij in de ict-beveiliging terecht. Hij zag bedrijven angstig worden om te vernieuwen. De focus verschoof naar: zo goedkoop mogelijk. „Terwijl, technisch kan zo veel méér dan nu gebeurt. Waarom geef je een boer geen inzage in z’n eigen CO2-uitstoot? Dat kan ’m helpen!”
Ad Offers had zijn naam niet mee toen de commercie het overnam. ‘Ad’ en ‘Offers’? „Bij de eerste spamfilters was ik enorm de sjaak.” LinkedIn verwijderde tot tweemaal toe zijn account. Bewijs maar eens dat je bestaat, zei het bedrijf. Hij moest een kopie van zijn paspoort opsturen.
En wat óók verdween: zijn favoriete discussiegroepen over hacken. Als sneeuw voor de zon, in het najaar van 2001. Ze gingen ondergronds, naar het darkweb, angstig dat overheden meelazen. De snelheid waarmee dat gebeurde, zegt Offers, was ongekend. „Alsof bij afspraak.”
Globalisering: allemaal kijken naar hetzelfde YouTube-filmpje
De wereld veranderde na 9/11, zegt Geert Lovink. De democratisering van internet waarvoor zo lang was gestreden – XS4ALL! – leek aanvankelijk te lukken. In grote delen van de wereld was toegang tot internet via bibliotheken, scholen, cafés, thuis. Maar na de terreuraanslag in de VS namen overheden stap voor stap de controle over. Met nationale firewalls, wetten die gegevensverzameling mogelijk maakten, talloze ict-beveiligingsbedrijfjes. „Internet werd een slagveld voor surveillance.”
En daar bleken ook de grote techbedrijven niets aan te kunnen doen. Lovink zag ze groeien daar in Silicon Valley, San Francisco. Bedrijven als Apple, Google, Facebook. Ze werkten sinds 2003 aan één wereldwijde gemeenschap in een tijd dat globalisering nog amper een besmet woord was. Globalisering betekende de twintigste eeuw verlaten. De periode van oorlogen, nationalisme. Globalisering was: allemaal kijken naar hetzelfde YouTube-filmpje. „Vijf-honderd-miljoen hits! Hadden we dat in Paradiso gehoord, dan hadden we met onze oren staan klapperen!”
„Mijn generatie kon nog fouten maken op internet. Maar nu durf ik op bepaalde termen niet eens te googlen.”
Wie bij de wereldwijde community wilde horen, maakte een Facebook-account aan en zette @gmail.com achter zijn naam. Vooral in landen met strenge regimes, zoals Rusland, China, Iran, koesterden burgers de hoop mee te kunnen doen aan een wereldwijd internet voor iedereen. En toen in 2010 dankzij de online revolutie in het Midden-Oosten de Arabische Lente begon, leek de democratisering van internet alsnóg gerealiseerd.
Maar de macht van overheden werd onderschat. Ze probeerden, zoals in Paradiso al voorspeld, via internet de wereld naar hun hand te zetten. Met cyberaanvallen, filters en algoritmes. Google werd in 2010 China uitgezet en kwam er sindsdien niet meer in. In Iran een gmail-adres aanmaken kun je beter laten, je bent direct verdacht. En zo blééf de wereld verdeeld in machtsblokken, zegt Lovink. En kwam er met de groei van techbedrijven juist nog een – commercieel – blok bíj. En na 2010, met de verspreiding van smartphones en apps, waarmee bedrijven je 24 uur per dag begeleiden, controleren en data afnemen, werd die commercialisering totáál. „Dat heeft met democratie nog weinig te maken.”
‘Hier”, zegt Lovink, lopend naar zijn bureau. Hij pakt er een papieren rapport bij, over het verzamelen van persoonsgegevens door techbedrijven. Het rapport is onlangs gepubliceerd door mensenrechtenorganisatie Amnesty. ‘Google en Facebook threaten human rights’, luidt de ondertitel. „Dát zinnetje”, zegt hij, opverend, „dat is voor het eerst. Mensenrechtenorganisaties keken altijd alleen naar de controlerende rol van overheden op internet. Die van bedrijven was een blinde vlek.”
Dat de infrastructuur van communicatie zó sterk zou leiden tot manipulatie, en juist mínder democratie, had hij nooit verwacht.
Is dit het dan?
En toch, Daan van de Linde had nooit gedacht dat de kracht van internet om mensen samen te brengen zó groot zou zijn. „Súpergaaf!” Het besef dat internet een Arabische Lente ontketende, die keer dat hij bovenop een berg in Nieuw-Zeeland via zijn mobiel live aan zijn moeder kon laten zien waar hij was, „en dan de verbazing op haar gezicht…”.
Spreken met wie je wil, slapen waar je wil. Kijken, weten, eten, bestellen, zoeken en boeken wat je wil. Vraag de XS4ALL-gebruikers van het eerste uur naar de beloftes en allemaal zijn ze enthousiast. Alleen, die idealen hè. De meesten maken zich óók zorgen. Ze zien dat internet is verworden tot een wereldwijd netwerk om elkaar te begluren, beoordelen, manipuleren en aan elkaar te verdienen. Controle won het van vrijheid, commercie van democratie.
„Mijn generatie kon nog fouten maken op internet”, zegt Ad Offers. „Maar nu: op bepaalde termen durf ik niet eens te googlen.” Zijn zusje heeft gmail, hij niet, en Offers herinnert zich nog de advertenties die zij kreeg nadat hun moeder was overleden: ‘Volgauto’s te huur’.
Hij vraagt zich weleens af: is dit het dan?
„Het internet van nu is ontaard”, zegt Caroline Nevejan. „Maar het zal zijn balans wel vinden.” Op allerlei niveaus werken mensen aan een ‘beter’ internet. „Alleen, je ziet er nog weinig van”, zegt Geert Lovink. Al die initiatieven hebben elkaar nog niet gevonden. Maar kijk naar de klimaatactivisten. Ook die waren vijf jaar geleden nog verspreid. „Het kan snel gaan.”
Caroline Nevejan heeft nog vaak gedacht aan Paradiso, en aan de verbinding die Captain Crunch wist te leggen met zijn Russische vrienden vanachter het IJzeren Gordijn. Hoe kón dat zomaar lukken?
Ze zocht het uit en ontdekte in 2006, zeventien jaar na dato, hoe het zat. Crunch had met de geleende beeldtelefoon eerst contact gelegd met de VS en van daaruit met Rusland. Dat ging via de San Francisco Moscow Teleport, een verbinding die bleek opgezet door een bedrijf dat samenwerkte met én de Russische én de Amerikaanse geheime dienst.
Of ze hadden meegeluisterd? „Dat kan zomaar.”